De Bilora Boy camera werd van 1949 tot ongeveer 1960 geproduceerd door de Firma Kurbi & Niggeloh ( Bilora ) in Radevormwald/RHLD, Duitsland. In die periode werden enkele verschillende modellen gemaakt. Ze maakten de kleine camera van de kunststof bakeliet met ronde hoeken en een ingebouwde doorzichtzoeker. Hij kon 4 x 6.5 cm opnamen maken op 127 rolfilm. Hij had een vaste focus Meniscus lens met f11 diafragma en een sluiter met een snelheid van ongeveer 1/30 seconde en een ’tijdopname’ stand. In 1950 kwam de firma met een rode versie (de standaard versie was zwart) onder de naam Boy Luxus. Deze had onder andere een gecoate lens en een afstandinstelring rond de lens. In 1955 verscheen er een iets grotere versie in rood bakeliet voor het 6 x 6 cm filmformaat.
In 1960 verhuisde ons gezin van Rotterdam naar Nijmegen. Ergens in dat jaar ontkiemde bij mij het fotografiezaadje. Wat dat triggerde kan ik me niet herinneren, maar ergens in die periode kreeg ik, of claimde ik, de oude camera van mijn moeder, de rode Bilora Boy. Ik vroeg me af wat de camera destijds gekost heeft, en vond op Internet deze advertentie van Foto G. de Grave Cine uit Vlissingen, in de Scheldebode van 11 april 1957. Daar staat de ‘nog luxere’ 6 x 6 versie aangeboden voor 21 gulden. De gewone Boy die ik had, zal zo’n 10 à 15 gulden hebben gekost. Toch een heel bedrag in die tijd.
Ik was gefascineerd door de camera. Ik kon gaan fotograferen en mijn eigen beelden gaan maken. Je draaide het witte deksel aan de achterkant van de camera naar links en de hele achterwand kwam los. Daarna haalde je de 127 zwart-wit rolfilm uit het doosje. Je verwijderde de sticker die de rol vasthield, terwijl je met je andere hand voorkwam dat de rol van binnenuit uitbolde en de film belicht zou worden. Die film werd aan de buitenkant bedekt door een laag papier met een relatief lange papieren aanloopstrook.
Daarna was het de kunst de filmspoel zonder afrollen in de onderste houder te klikken, de papieren aanloopstrook over de filmvlakhouder te leggen en de punt van de aanloopstrook in de sleuf van het bovenste spoeltje te frotten, vervolgens met de opwindknop aan de zijkant een klein stukje op te winden en het geheel strak te trekken.
Daarna moest de achterkant er weer op en vergrendeld. Vervolgens draaide je net zo lang aan de opwindknop aan de zijkant, tot je in het rode glaasje aan de achterkant geen naar beneden wijzende handjes meer zag en het cijfer 1 precies in het midden van het glaasje stond: dan kon je de eerste opname op de film maken.
Een opname maken betekende door de doorzichtzoeker kijken en afdrukken met het koperkleurige ontspanpalletje. Daarna moest je niet vergeten de film door te draaien naar 2, anders had je twee opnamen overal elkaar bij de volgende opname.
Van fotografie wist ik eigenlijk niets, behalve dat licht en vooral de aanwezige hoeveelheid daarvan, erg belangrijk was en dat je vooral nooit rechtstreeks in de richting van de zon moest fotograferen. Met 100 ASA (later ISO) film en een sluitertijd van (ongeveer) 1/30 seconde (stilhouden dat ding) leerde je snel. Zeker nadat ik op een bewolkte zomerdag om 5 uur ’s ochtends naar de stad was gelopen om een volledig lege binnenstad en verkeersplein te fotograferen (we hebben het nog steeds over de vroege jaren zestig). Het resultaat was teleurstellend, maar leerzaam.
En dat resultaat liet altijd wel even op zich wachten. Als de film na 8 opnamen vol was, draaide je net zo lang door, tot de papieren afloopstrook de zaak strak trok en je niet meer verder kon draaien. De film was nu beschermd, het deksel kon open en je verzegelde de rol door op het onderste stuk met plakrand te likken (yek! wat goor). Daarna zette je het vrijgekomen filmspoeltje naar boven voor de volgende film.
De film bracht je daarna zelf naar de fotograaf, in mijn geval Foto Grijpink (sinds 1913 en bestaat nog steeds) in de stad. Die ontwikkelde de film zelf en maakte 8 afdrukken met een klassieke witte rand: die kon je met de negatieven na een week ophalen.
Henk van Beelen, mei 2020
3 mei 2018 gemaakt met een Nikon spiegelreflexcamera in mijn stamcafé Café De Gouden Leeuw in Grave